
Jurisprudentie
BC5949
Datum uitspraak2008-03-04
Datum gepubliceerd2008-03-06
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6431 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-03-06
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6431 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gezien uitspraak CRvB van zelfde datum, was nieuwe aanvraag niet nodig. Vernietiging uitspraak rechtbank en vernietiging weigeringsbesluit.
Uitspraak
06/6431 WWB
06/6432 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraken van de rechtbank Breda van 15 september 2006, 06/3284 en de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 15 september 2006, 06/4008 en 06/4455 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: College)
Datum uitspraak: 4 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.J.C. Piet, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met dat in de zaken met reg.nrs. 07/133 WWB en 07/135 WWB, plaatsgevonden op 22 januari 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Piet. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H.H. Acun, werkzaam bij de gemeente Tilburg. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellante ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), laatstelijk sedert 7 oktober 2005 naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij besluit van 26 januari 2006 is de bijstand van appellante met ingang van 1 januari 2006 ingetrokken. Ten aanzien van deze intrekking heeft de Raad heden uitspraak gedaan in de zaak onder reg.nr. 07/135 WWB.
Op 8 februari 2006 heeft appellante opnieuw een aanvraag om bijstand bij het College ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 20 maart 2006 afgewezen op de grond dat als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting door appellante het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Bij besluit van 11 mei 2006 (besluit 1) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Op 22 mei 2006 heeft appellante wederom een bijstandsaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 23 juni 2006 buiten behandeling gesteld op de grond dat de gevraagde gegevens omtrent inkomsten uit amfetaminehandel en herkomst van hennepstekjes niet (tijdig) binnen de gegeven hersteltermijn zijn verstrekt. Bij besluit van 10 augustus 2006 (besluit 2) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraken zijn, voor zover hier van belang, de tegen de besluiten 1 en 2 ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de uitspraken van de rechtbank en de voorzieningenrechter van de rechtbank gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt vast dat als gevolg van de heden gedane uitspraak in de zaak met reg.nrs. 07/133 WWB en 07/135 WWB, waarnaar de Raad hier verder verwijst, het besluit tot intrekking van de bijstand met ingang van 1 januari 2006 is herroepen. Dit betekent dat de bijstand van appellante met ingang van 1 januari 2006 in beginsel alsnog dient te worden voortgezet naar de norm voor een alleenstaande ouder. Appellante hoefde derhalve geen (nieuwe) aanvraag om bijstand te doen. Daarmee is de grond aan de achtereenvolgens genomen primaire besluiten van 20 maart 2006 en 23 juni 2006 respectievelijk de besluiten op bezwaar van 11 mei 2006 en 10 augustus 2006 komen te ontvallen. In het verlengde daarvan kunnen de aangevallen uitspraken, voor zover aangevochten, reeds daarom niet in stand blijven.
De Raad zal de aangevallen uitspraken, voor zover aangevochten, vernietigen, de ingestelde beroepen gegrond verklaren, de besluiten van 11 mei 2006 en 10 augustus 2006 vernietigen en de besluiten van 20 maart 2006 en 23 juni 2006 herroepen.
De Raad ziet aanleiding het College te veroordelen in de kosten van appellante. Deze worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 966,-- in bezwaar, op € 966,-- in beroep en op € 483,-- in hoger beroep wegens verleende rechtsbijstand. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat in hoger beroep sprake is van samenhangende zaken en dat de onderhavige zaken zowel in beroep als in hoger beroep ter zitting gevoegd zijn behandeld, wat betreft het hoger beroep voorts gelijktijdig met het geding onder de nummers 07/133 en 07/135.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de uitspraak van 15 september 2006, 06/3284;
Vernietigt de uitspraak van 15 september 2006, 06/4008 en 06/4445, voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen de besluiten van 11 mei 2006 en 10 augustus 2006 gegrond;
Vernietigt de besluiten van 11 mei 2006 en 10 augustus 2006;
Herroept de besluiten van 20 maart 2006 en 23 juni 2006;
Veroordeelt het College in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.415,-- te betalen door de gemeente Tilburg;
Bepaalt dat de gemeente Tilburg het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 286,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en R.H.M. Roelofs en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R. Zijmers als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2008.
(get.) C. van Viegen.
(get.) R. Zijmers.
IJ